Eerst over mijn vorderingen in de hypnose. […] Mijn Majoor is nu ook overtuigd en voorstander geworden. Ik hoop nu maar dat het flink bekend wordt in Magelang zoodat ik er de praktijk mee kan ingaan. – Willem Frederik van Hell aan Albert Verwey en Kitty van Vloten, 10 en 24 februari 1890
In de tweede helft van de negentiende eeuw ontstond er in wetenschappelijke kringen een grote interesse voor hypnotisme. Het ging daarbij niet om theatraal volksvermaak, maar om een serieuze toepassing van de hypnose in de psychotherapie. Ook in Nederland waren er meerdere artsen die het als medisch hulpmiddel gebruikten. De meest vooraanstaande praktijk in Nederland was te vinden in Amsterdam, waar van 1887 tot 1893 Frederik van Eeden samen met Albert Willem van Renterghem een kliniek had voor therapeutisch hypnotisme.

Advertentie van de hypnotismepraktijk van Van Eeden en Van Renterghem, in: Het nieuws van den dag, 15 augustus 1887 (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag)

‘Gelaatsuitdrukking van patiënten in den hypnotischen slaap. Naar het leven geschetst door Jan Veth’, in: Eigen Haard 1890 (30) (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag)
In het najaar van 1889 reisde Van Hell, 25 jaar en pasgetrouwd, met zijn vrouw naar Nederlands-Indië, waar hij aangesteld was als officier van gezondheid met een eerste plaatsing in Magelang op Java. De Van Hells reisden via Brussel, Parijs (waar ze de wereldtentoonstelling bezochten), Zwitserland en Italië. Daar scheepten ze in op weg naar Nederlands-Indië. Eenmaal aangekomen bleek het moeilijk te wennen aan het koloniale leven. In zijn uitgebreide beschrijvingen is Van Hell weinig positief over zijn collega’s: ‘Dat soort lui is pedant, schreeuwt het hardst, duelleert en regeert.’ Ook zijn verhouding met de Indiërs en Chinezen bleef afstandelijk en zijn vrouw was ‘ontevreden op Indië en het Indisch publiek.’ Het is dan ook niet verwonderlijk dat de correspondentie met Albert en Kitty Verwey telkens weer met vreugde werd onthaald en als ‘levenswater’ werd gezien. Het werd door de Van Hells beantwoord met uitgebreide beschrijvingen van de mensen in Indië, de kampongs en wat daar verkocht werd en hun bezoeken aan de Borobudur en andere tempels.
Uit Van Hells brieven komt ook een groot enthousiasme voor de hypnose als medisch hulpmiddel naar voren, dat hij blijkbaar bij Van Eeden en Van Renterghem had opgedaan. Al bij aankomst had hij het plan opgevat ermee aan de slag te gaan. Zo schrijft hij in februari 1890 dat hij en een andere medicus begonnen waren met een eerste hypnosepoging – waarbij een apothekersbediende er wel ‘schik in had’ om mee te werken. Deze poging slaagde, waarna Van Hell verder wilde gaan met behandeling in het militair hospitaal. Het bleek enige moeite te kosten om een patiënt te vinden, omdat dit een particulier moest zijn; hypnose op militairen was namelijk verboden. Uiteindelijk kwam er een gepensioneerde telegrafist (wiens huis was ingestort) met drie beenbreuken tijdens Van Hells wacht binnen. Het lukte Van Hell om hem onder hypnose te verbinden, te verbedden en wijn te laten drinken (gewoon water), zonder dat de man pijn had of ontwaakte. Dit succes werd door velen geprezen, zo ook door zijn majoor, en was de aanzet voor hypnose als bijverdienste voor Van Hell: ‘Ieder vindt dat ik er zoo uitstekend voor geschikt ben […]. Je begrijpt dat ik de studie nu flink ga voortzetten.’ Zijn doel was het opzetten van een praktijk in Magelang. Hij vroeg Verwey om Van Eeden te verzoeken vijf titels over hypnotisme op te geven en deze voor hem te bestellen bij zijn boekhandelaar en naar Nederlands-Indië te sturen. Verwey voldeed aan dit verzoek en liet Van Eeden een deel van Van Hells brieven lezen, waarover Verwey zei: ‘Je pogingen […] schenen hem te interesseeren.’
Ondertussen ging Van Hell verder met zijn hypnosebehandelingen. Op 23 februari 1890 behandelde hij een jongeman met ‘mondklem’, waarbij het na drie pogingen lukte dit deels te verhelpen. Een collega was getuige van de behandeling en raakte overtuigd van het succes van de hypnose. Van Hell was zeer tevreden met het resultaat: ‘Als ik dit geval nu met succes behandeld heb twijfel ik er niet meer aan of ’t zal goed gaan.’ Enkele maanden later werd een van zijn collega’s overgeplaatst en droeg daarbij zijn patiënten over aan Van Hell. Toen een van hen (een Fransman met ‘hevigen pijn’) erop aandrong hem onder hypnose te brengen, waarschuwde Van Hell dat zijn Frans waarschijnlijk niet voldoende was om hem op deze manier te behandelen. Maar: ‘le succès vint. Deze man zal nu in Magelang – met zijn Fransche welbespraaktheid – wel het een en andere banale over me rond bazuinen. Het is de chef van een ijshandel die dus met veel orangs [mensen] in contact komt.’ Goede mond-tot-mondreclame was voor Van Hell duidelijk van belang voor het succes van zijn nieuwe praktijk.

Willem Frederik van Hell (Particulier bezit)
Maar zover kwam het helaas niet. Op 7 december 1893 schreef Verwey aan zijn broer Christoffel dat hij een groot verdriet had: in de krant had hij gelezen dat Van Hell op dertigjarige leeftijd te Amboina overleden was. Niet lang daarna schreef Verwey een In Memoriam.

Albert Verwey, ‘In Memoriam W.F. v. H. Jr.’
Pieter Huijgens (medewerker Brieven en Correspondenten rond 1900)
Literatuur
Beschrijving door Willem Frederik van Hell van zijn reis naar Nederlands-Indië (http://home.hccnet.nl/w.h.v.hell/reisbeschrijving.willem.f.van.hell-asd.html )