De breuk tussen Verwey en Witsen

[…] leg die verzen in een kast en doe of ze er niet zijn – Frederik van Eeden aan Willem Witsen, 7 november 1888

Tijdens de eerste drie jaar van De nieuwe gids waren Willem Kloos en Albert Verwey letterlijk onafscheidelijk: waar Verwey was, was Kloos. Hun vriendschap had alle trekken van een liefdesrelatie. Het was een liefde-in-poëzie: behalve de hartstochtelijke sonnetten die zij voor elkaar schreven, verdiepten ze zich samen in de klassieken en in hun grote voorbeelden uit de Engelse literatuur, waarbij Kloos in het begin de richting aanwees. Hiermee verweven groeide er een liefde in de ‘gewone’ betekenis van het woord. En ook in de rompslomp van het dagelijks leven vormden ze een twee-eenheid, waarbij Kloos meer en meer afhankelijk werd van Verwey. Terwijl Kloos vaak wegzakte in apathie, verrichtte Verwey de huishoudelijk taken en zorgde bovendien voor de meeste praktische zaken rond het tijdschrift. Maar Verwey hield deze vriendschap uiteindelijk niet vol. Zijn rol van boodschappenjongen begon hem door de jaren heen steeds meer te hinderen en het alles vergende karakter van Kloos werd een schaduw over zijn leven. Daarom, zo schreef hij in 1888 aan Kitty van Vloten, moest hij zich ontworstelen ‘aan den eenigen grooten invloed, die ik ooit ondergaan had, en die ik voelde dat slecht voor me was. Ik was toen letterlijk ziek van Willems ontevredenheid naast me.’

Er is al veel geschreven over de schok die hun breuk in het leven van beiden teweegbracht. Veruit het ergst was het voor Kloos, die binnen een paar jaar tijd de afgrond in schoof. Maar het drama beperkte zich niet tot twee vrienden: binnen de kortste keren werden bijna alle betrokkenen meegezogen door de hevige emoties van Kloos. In de brieven van Verwey en Willem Witsen is op de voet te volgen hoe het zover kon komen dat een, ondanks alle verschillen, hechte groep kunstenaars door onbegrip en misverstanden uit elkaar scheurde, juist toen in hun tijdschrift het ene na het andere hoogtepunt verscheen. Ook de relatie tussen Verwey en Witsen zelf explodeerde.

In de tweede helft van september 1888 vertelde Verwey aan Kloos dat hij zich met Kitty verloofd had. Even leek het of Kloos eraan kon wennen dat hij zijn vriend nu met Kitty moest delen. De eerste dagen week hij niet van Verweys zijde en deze gaf hem zoveel tijd als hij maar kon. Maar na een dag of tien stortte Kloos in, waarna Martha en Frederik van Eeden hem opvingen in hun huis te Bussum. Hier uitte hij zijn woede en verdriet in een heel pakket gedichten, dat prompt in De nieuwe gids verscheen en voor grote opschudding zorgde onder hun vrienden, die weinig van de achtergronden begrepen. Hoewel Verwey zijn wanhopige vriend zelfs had geholpen met het persklaar maken van zijn gedichten, raakte Kloos in de loop van oktober bevangen door een verwarde vorm van haat. Tegelijkertijd schreef Verwey een reeks gedichten, die hij eind oktober opnam in zijn bundel Van het leven. Hierdoor werd de verwarring onder de vrienden nog groter. Zij zagen er, en niet ten onrechte, een reactie op Kloos in. Hun ongemak werd scherp onder woorden gebracht door Van Eeden: ‘Waarom sla je dien man terug, Albert, – zoo fel, zoo weloverlegd, met al het voordeel van je kalme kracht (…)?’

BS#Gedicht Van het leven
Sonnet uit de bundel Van het leven van Albert Verwey, dat duidelijk over Kloos lijkt te gaan (Koninklijke Bibliotheek)

Van Eeden had Kloos, die te labiel was om zelfstandig te reizen, kort tevoren naar de nieuwe woning van Witsen in Londen gebracht, in de hoop dat Witsens rustige evenwicht en de afstand hem tot bedaren zouden brengen. Maar Kloos bleef zeer emotioneel, zoals Witsen begin november aan Van Eeden meldde, ‘twee dagen dat hij niet anders deed dan huilen en ’t ergste ’s morgens in bed. Hij is altijd vroeg wakker en heeft dan beroerde fantasiën.’ Op 29 oktober stuurde Verwey aan Witsen twee exemplaren van Van het leven met een begeleidend briefje: ‘Willems exemplaar zul je hem wel geven, niewaar?’ Hiermee stond Witsen, die toch al bijna niet aan werken toekwam, voor een groot probleem. Terwijl ze in Simpson’s-in-the-Strand zaten bracht hij zijn vriend met de grootst mogelijke voorzichtigheid op de hoogte van Verweys nieuwe productie. Toen ze weer naar huis wandelden werd Kloos, zo schreef Witsen aan Van Eeden, ‘eerst heel stil en later erg emotioneel. Wat hij al zei doet er weinig toe – maar ik deed m’n best om hem te kalmeeren; en hoewel dat gelukt is, kon ’k niet nalaten de noodzakelijkheid te verwenschen die mij gedwongen had hem zoo’n emotie te geven.’ Zijn vraag is of Van Eeden vindt dat hij Kloos de bundel moet geven. Ook Van Eeden, die pas zojuist van Verwey het nieuws van diens relatie met Kitty had gehoord, ging gebukt onder de plotseling opgedoemde problemen. Laat in de avond van 6 november schreef hij Witsen een lange brief waar hij in vastraakte en, ten einde raad, vlak voordat hij naar bed ging de volgende woorden bijschreef: ‘Niet doen, Wim! Ik zou ’t niet doen.’ En de volgende dag: ‘leg die verzen in een kast en doe of ze er niet zijn’. Hij was ervan overtuigd dat de bundel Kloos’ stemming zou vergiftigen en raadde Witsen aan om er zelf ook niet in te lezen, aangezien het dan moeilijk werd om de onaangename indruk ervan voor Kloos – die voortdurend bij hem was – verborgen te houden. En zo deed Witsen het.


Brief van Frederik van Eeden aan Willem Witsen, 1888-11-06+07 (Bijzondere Collecties UvA, Amsterdam)

Het was Kloos zelf die Verwey op de hoogte bracht van het feit dat hij de gedichten niet wilde lezen. ‘Witsen zei mij, dat ge een afdrukje gestuurd hadt voor mij van verzen van u of zoo iets: ik ben zeer dankbaar voor de goede bedoeling, maar verzoek u vriendelijk, voor mijn eigen welzijn, deze beleefdheid, in de toekomst, na te laten.’ Alle contact tussen hen, schreef hij, moet zo spoedig mogelijk eindigen. De formele toon van deze brief, die zijn gevoelens moest maskeren, maakte het natuurlijk alleen maar schrijnender. Maar in de laatste zin geeft hij zijn kwetsbaarheid toch nog openlijk de ruimte: ‘ik sta nu alleen in de wereld, zooals vroeger, en moet doen, wat het beste voor mij is, zonder aan het gevoel van vreemden te denken’.

BS#Verscheurde foto Kloos
Tekening door Willem Witsen van Willem Kloos (1887). Kloos schonk het portret aan Verwey, maar verscheurde het voor diens ogen tijdens een van hun ruzies in september 1888. Later heeft Verwey de tekening zo goed mogelijk hersteld (Particulier bezit)

Zal Verwey de reactie van Kloos vast wel hebben ingecalculeerd, het was het andere naar Londen gestuurde exemplaar dat voor ongedacht pijnlijke verwikkelingen zorgde. In een brief van 8 november, waarin Witsen Verwey feliciteerde met zijn verloving, schreef hij ook: ‘Ik dank je wel voor je verzen – meer zeg ’k er niet van – hoor je wel? Ik dànk je ervoor, – ’t is geen banaliteit.’ De verhouding tussen beiden was altijd bijzonder hartelijk geweest. Een week eerder nog had Verwey aan Witsen geschreven over de sterke indruk die hij had gekregen van diens schilderij ‘Heiwerker’ op de Arti-tentoonstelling: ‘Ik zag het min of meer plotseling, doordat ik me omdraaide en dacht in-eens: God, dat is mooier dan de ets. Dat heb ik van de ets zoo niet gevoeld: dat die damp zoo nat is en je er zoo vochtig in ademt en het rijke klessige van dien klonterigen grond, die zwaar en toch fijn is.’ Zoals Verweys aandachtige blik Witsen goed deed, zo was Verwey blij met de reactie van zijn vriend op de bundel: ‘ik dank je wel dat je me dánkt voor mijn verzen. Dat is het liefste wat ik daarvoor krijgen kan.’ Het kwam niet in hem op dat Witsen hem alleen bedankte voor de toezending en de persoonlijke opdracht, zonder de gedichten te hebben gelezen. ‘Dag beste Wim,’ zo besloot hij zijn brief, ‘schrijf me, niet als een plicht, maar als je lust krijgt wat te praten met me. Ik geloof niet dat ik ooit zoó zal worden dat ik niet goed denken blijf aan al mijn vrinden.’


Van het leven, met opdracht aan Kloos (Letterkundig Museum, Den Haag)

Witsen liet Verweys bundel in zijn koffer, ook nadat Hein Boeken hem geschreven had dat die verzen van Verwey veel van Kloos’ gedrag verklaarden. Tegelijk voelde hij, zoals hij aan Van Eeden schreef, zich beroerd over het misverstand met Verwey, dat hij toch niet uit de weg durfde te ruimen. Uit zijn lange brief blijkt dat hij zich de laatste tijd een bijzonder negatief beeld van Verwey had gevormd, waarbij je niet aan de indruk ontkomt dat de hardheid die hij in Verwey zag bepaald werd door het immense verdriet dat hij de hele dag om zich zag en nauwelijks kon verzachten. Hij vond lelijkheid in Verweys karakter ‘omdat ’k voelde dat hij àlles en iedereen zou trappen en opzij zou dringen, voor zichzelf. (…) Ik vind Albert sterk als ’n rots en hard als ’n stuk ijzer. Maar ’k heb veel van hem gehouden – en als ’k een maal van iemand houd dan verandert dat zoo licht niet.’ Zo infecteerden de wanhoop en de verwrongen voorstellingen van Kloos hun vrienden en begon het overal te scheuren. Toch was op dit moment een goed gesprek tussen beiden voor Witsen waarschijnlijk genoeg geweest om te zien dat Verwey had gedaan wat hij kon om Kloos binnen boord te houden.

Kort hierop arriveerde Boeken in Londen en nam, toen Witsen even weg was, de gelegenheid waar om Van het leven aan Kloos te laten lezen. Bij thuiskomst moest Witsen het groteske tafereel van een zeer opgewonden Kloos aanzien: ‘hij was zoo vroolijk, en hij vond ’t zoo verschrikkelijk slecht, alles rijmelarij, zeid-ie, en zoo jammer van zoo’n groot kunstenaar. (…)  Hij heeft ’t heele boek doorgelezen en beurtelings gelachen en gehuild – gelachen om ’t belachelijke en ’t leelijke; gehuild om ’t jammere.’

Toen Verwey begin december van Van Eeden hoorde dat Witsen zijn gedichten al die tijd had weggeborgen, was hij daarover zeer verontwaardigd. En het bleef niet bij een grote kras op hun verhouding. Hoewel Van Eeden Verwey er nog van probeerde te overtuigen dat hij Witsens bedankbrief gewoon verkeerd had geïnterpreteerd, verstuurde Verwey – meestal de rust zelve – op 6 december de domste brief die hij in deze roerige tijd heeft geschreven: ‘Wat bliksem, heb jij toch uitgehaald, Wim Witsen? Wat is er waar? Heb je mijn verzen gelezen of heb je ze niet gelezen (…)?’ Zo explodeerde er weer een vriendschap, want hoewel Witsen goed en rustig kon uitleggen hoe de zaak gelopen was, voelde hij zich nu ook gedwongen toe te geven dat de gedichten, nu hij ze gehoord en gelezen had, hem verdriet hadden gedaan. Dit was meer dan Verwey kon verdragen en hij heeft niet eens meer geantwoord.

 

Bart Slijper (maakte al voor de voltooiing van het project veelvuldig gebruik van Brieven en Correspondenten rond 1900, zowel voor zijn biografie van Kloos als voor het groepsportret van de Tachtigers waaraan hij op het moment werkt)

 

Literatuur
De verhouding tussen Kloos en Verwey is onder meer uitgediept in: Bart Slijper, In dit gevreesd gemis. Het leven van Willem Kloos (2012)

Geplaatst op