Beste Wim, Ik heb veel pleizier en ben gezond: alleen mijn voet doet me van tijd tot tijd veel pijn, omdat ik den heelen dag in touw ben. – Willem Kloos aan Willem Witsen vanuit Parijs, 3 maart 1893
Door een modernisering in transport- en communicatiemogelijkheden beschouwt de historiografie het einde van de negentiende eeuw vaak als opmaat voor het moderne (massa)toerisme. Dit veronderstelt niet alleen een breuk met de oude manier van reizen uit noodzaak of – voor de welgestelden – voor een Grand Tour, maar gaat ook uit van een popularisering van reizen. De Negentiende Eeuw wijdde in 2013 een themanummer aan het nuanceren van deze beeldvorming. Bijdragen in dat nummer tonen dat er zeker een modernisering op het gebied van transport en communicatie optrad, maar dat dit geenszins betekende dat recreatief reizen wijdverbreid raakte. Het was immers nog altijd kostbaar om op reis te gaan en bleef daarom ook rond 1900 voorbehouden aan de elite. De redactionele inleiding van het themanummer stelt dat de verkeerde beeldvorming voornamelijk te wijten is aan het feit dat er in het onderzoek naar toerisme door Nederlanders in de negentiende eeuw nog veel onontgonnen grond is. Daarbij is vooral de ontsluiting van egodocumenten belangrijk om een duidelijk beeld te scheppen van reismotieven en –beleving rond 1900.
In de correspondenties van Albert Verwey en Willem Witsen met andere Tachtigers is een grote hoeveelheid buitenlandse brieven te vinden; bijna tien procent van de correspondentie is buiten Nederland geschreven. De interactieve kaart hieronder toont al deze plaatsen met het bijbehorende aantal brieven1. Veel van deze buitenlandse brieven zijn geschreven door correspondenten op reis. Het ging dan vaak om mensen die op zakenreis of studiereis waren of onderweg naar hun betrekking in Nederlands-Indië. Hoewel deze reizen ambtshalve werden ondernomen, vonden de reizigers vaak wel ruimte om te schrijven over hun ervaringen in het buitenland. Zo zijn er mooie en uitgebreide reisbeschrijvingen van ambtenaren op reis naar hun aanstelling in Nederlands-Indië en schreef Verwey over de teleurstellende Niagarawatervallen die hij tijdens zijn zakenreis naar de Verenigde Staten bezocht.
Maar niet alle reizen in de kringen van de Tachtigers werden ex professo ondernomen; ook het aantal toeristische reisbrieven is aanzienlijk. Velen van hen hadden de behoefte om op reis te gaan, al was het alleen maar om zich te laten prikkelen door nieuwe indrukken. Zo schreef Verwey in 1895 vanuit Brugge aan zijn broer Christoffel: ‘Het goede van het reizen is dat men een tydlang in een andere wereld verkeert en van daaruit tot zyn alledaagsche wereld in een vrijer verhouding komt. Hoe zal men frisch blyven tegenover een omgeving waar men altyd met den neus op leit.’ Volgens Jacobus van Looy was reizen bovendien ‘heerlijk, gezond, en geeft [het] veerkracht’. De heilzame werking van een andere omgeving moet ook Willem Kloos gemotiveerd hebben toen hij in februari 1893 op reis ging. Na een aantal maanden ziek te zijn geweest besloot hij samen met Hein Boeken te beginnen aan een Italiëreis, die hem door nieuwe indrukken en onbekende contreien zou moeten opbeuren. Anderen bezochten om vergelijkbare redenen een kuuroord, weer anderen gingen op reis om in de bergen te wandelen of om een toeristische huwelijksreis te maken. Deze reizen gingen vaak (via Frankrijk of Duitsland en Zwitserland) naar Italiaanse steden, maar veelal waren ook buurlanden België, Duitsland of het Verenigd Koninkrijk de bestemming van de toerist; een enkeling waagde zich nog verder naar Oost-Europa, Spanje of het Midden-Oosten.

Willem Kloos en Hein Boeken in 1893, door Willem Witsen (Prentenkabinet UB Leiden)
Het eten was hier eerst vervloekt slecht in Italië, zoolang we op Baedeker afgingen. Die verdommeling weet er niets van. Hij beveelt allerlei minieme en obscure gelegenheden aan, waar je voor veel geld heel slecht eten krijgt. Ik geloof haast dat hij er voor betaald wordt. ’tIs een doeniet.
Eerlijkheidshalve dient hieraan te worden toegevoegd dat Kloos in ál zijn Italiaanse brieven vaak kritisch was en over alles kon mopperen: in Genua werd hij ‘van alle kanten vreeselijk afgezet’ en werd zijn spiegeltje gestolen; in Rome was hard ‘no’ roepen de enige remedie tegen bedelaars; het Forum Romanum was ‘een afschuwelijke uitdragerij met snuffelende Engelschen schrijdend tusschen de bijgeplakte antiquiteiten’ en alles was er maar ‘abominabel […], en toch veel duurder dan bij ons’. Toch wist Kloos ook het nodige te waarderen en meende hij op de terugreis blij te zijn deze reis te hebben gemaakt: ‘als ik in Amsterdam gebleven was, zou ’t geloof ik slecht met me uitgezien hebben.’

De Baedeker naar Italië uit 1872 (Koninklijke Bibliotheek)

Ansicht van Arthur van Schendel uit Florence: ‘Waarom kom je ook niet hier? Het is prachtig!’ 18 oktober 1905 (Koninklijke Bibliotheek)

‘Gezicht te Venetië’ door Willem Witsen (Rijksmuseum)
Pieter Huijgens (medewerker Brieven en Correspondenten rond 1900)
Literatuur: Themanummer ‘Op reis in de negentiende eeuw’, De Negentiende Eeuw 37 (2013), nr. 4. Over de Italiëreis van Willem Kloos en Hein Boeken: F.J. Oerlemans, De Amsterdamse jaren van Willem Kloos: Deel II (1880-1900), 2013. 169-175.
—————
- De interactieve kaart biedt de mogelijkheid om in en uit te zoomen. Door op een van de pins te klikken, verschijnt er een scherm met de naam van de plaats, het aantal van daaruit verzonden brieven en (in de meeste gevallen) een foto van de hedendaagse omgeving. De button in de hoek rechtsboven geeft een vergrote versie van de wereldkaart in een ander tabblad weer.